interieur
De plattegronden van de ‘atelierkubus’ en de ‘woonkubus’ bevatten elk op zowel de begane grond als de eerste verdieping een centrale gang met aan weerszijden kamers: twee slaapkamers, een muziekkamer, bibliotheek met open haard, een badkamer, douche en een keuken. Zowel de muziekkamer als de bibliotheek grenzen aan het atelier en zijn voorzien van draaibare wanden die aan de gangzijde zwart zijn en aan de kamerzijde grijs. Als ze open staan scheiden ze het atelier van de gang en ontstaat er een ruimte die dwars staat op de gang. Als ze dicht zijn, sluiten ze deels de kamers af. De ingang aan de voorzijde is gesitueerd op de eerste verdieping. De gang op deze verdieping leidt naar het atelier dat de gehele breedte en hoogte van de atelierkubus beslaat met twee metershoge ramen op het noorden. Een betonnen trap in het atelier leidt naar de begane grond en een stalen trap naar een bordes met toegang naar het dakterras met ligging op het zuiden. Onder het opgetilde atelier bevindt zich een schaduwterras aan een tuin met toegang naar de keuken. De gang op de begane grond leidt naar de (voormalige) garage en bergruimte (omgebouwd tot douche) aan de voorzijde van het huis.
Plattegrond begane grond en eerste verdieping (1929) en de uitgevoerde stoel met ontwerptekeningen voor een tuinbank (niet uitgevoerd) en een ateliertafel (wel uitgevoerd) die van Doesburg speciaal voor de atelierwoning ontwierp (1930).
In het atelier, de keuken en de muziekkamer bevinden zich verankerde tafels van grijs beton. Het blad van de tafels in de keuken en de muziekkamer zijn geel. Kleuronderzoeker Mariël Polman die in opdracht van de stichting voor de restauratie in 2003 uitgebreid onderzoek deed naar het kleurgebruik, constateert dat Nelly waarschijnlijk het tafelblad geel liet schilderen. Of de tafel in het atelier ook een kleur zou krijgen, is onbekend. Er zijn wel aantekeningen gevonden met aanwijzingen om de tafel van boven rood en van onder blauw en geel of in grijs en wit te schilderen, maar het is onduidelijk of deze aanwijzingen van Van Doesburg zelf zijn. Andere kleuraccenten in het huis zijn de tegelvloeren die Van Doesburg ontwierp voor de badkamer, keuken en bibliotheek. Het zijn composities van wit, grijs, zwart en rood, en van geel, rood en grijs. Het daklicht van het glas-in-lood in de bibliotheek heeft de kleuren blauw, oranje en rood. Verder is het interieur overwegend grijs in verschillende tinten: de atelierruimte heeft lichtgrijze muren, een grijze betonnen vloer en tafel en een donkerder grijs op de lambrisering en borstwering bij de trap.
De gang en de betonnen keukentafel, foto’s Johannes Schwartz (2020).
‘Zonder kleur is architectuur uitdrukkingsloos’, schreef Van Doesburg. Abraham Elzas die de bestektekeningen maakte, schreef in De Stijl en De 8 en Opbouw over de kleurcomposities van het Van Doesburghuis: ‘(…) de kasten en tafels in ‘variërende kleuren’, de wanden ‘in verschillende kleuren grijs’ en de gepleisterde buitenmuren ‘met mineraalverf wit’. Elzas verbond de waarde van de kleuren direct met de ruimtelijke en functionele betekenis van Van Doesburgs ontwerp: ‘Van Doesburg verwezenlijkte in dit huis de gedachte die hij dikwijls uitte namelijk om de ‘inrichting’ van een huis te laten vervallen en tot een zodanig organisch geheel te komen, dat ‘inrichting’’ en ‘huis’ een zijn. Hij legde de zich in een huis repeterende functies (kasten en tafels) vast, door ze monolithisch in den bouw op te nemen. Door deze kasten, en tafels in variërende kleuren te schilderen, trachtte hij ze ‘n ‘zelfstandige energie’’ te verlenen, waardoor zij tezamen die klare en zuivere atmosfeer zouden te voorschijn roepen, die hij zag als een kenmerk van een ‘beeldend interieur’.
Het atelier met de piano en de betonnen tafel, foto’s Johannes Schwartz (2020).
Polman stelt dat de klare eenvoud waar Elzas naar verwijst, lijkt te worden ondersteund door de gekozen kleuren. Op basis van onderzoek onderscheidt zij vier grijsnuances die witte en zwarte pigmenten bevatten met wisselende toevoegingen van okergeel, synthetisch ultramarijnblauw en pruisisch blauw. Deze grijstinten zijn in het atelier bewust te ervaren. Uit Polmans onderzoek blijkt verder dat de meeste deuren en de originele stalen ramen oorspronkelijk lichtgrijs zijn geweest. Het zwart dateert van een latere datum. Bij de restauratie van 2003 is geprobeerd een evenwicht te vinden tussen de intentie van Van Doesburg, de eerste uitvoering, de bewoningsgeschiedenis van Nelly en de restauratiegeschiedenis. Er is naar gestreefd om geen sluitend beeld te maken en een eenzijdige interpretatie te vermijden. Ook de recente restauratie in 2014 kan in dit licht worden bezien. Daarnaast vraagt het gebruik van het huis als atelierwoning om een praktische benadering waarbij gezocht wordt naar een combinatie van wooncomfort en herstel volgens het gedachtegoed van Van Doesburg die niet altijd eenduidig is.
Boven: De muziekkamer en bibliotheek in open en gesloten situatie (begin jaren dertig). Onder: tekening daklicht, ontwerp van Theo Van Doesburg, en het uitgevoerde daklicht in de bibliotheek, foto Hervé Abbadie (2012).
Het ontwerp voor de atelierwoning vormt een groot contrast met het interieur van Aubette waar hij in dezelfde periode aan werkte en dat volgens Polman getuigt van een typisch kunstschilderachtige aanpak met overdonderende kleuren als een allesomvattend kunstwerk. De atelierwoning is daarentegen overwegend grijs en wit met hier en daar een gekleurde vloer en een kleurig glas-in-lood raam. Aan de buitenzijde zien we strakke witte gevels met bescheiden kleuraccenten in rood, geel en blauw voor de deuren en de garage. Is de bezoeker, de kunstenaar, zoals Van Doesburg dat voor ogen had, bewust of onbewust de vierde dimensie van zijn schepping vraagt Polman zich af? Wordt de kunstenaar meegenomen in zijn eenheid, in zijn poging om er een plek van ontmoeting voor te maken, waarin kunst kan ontstaan, gedijen en bediscussieert? Of, zoals Matthias Noell in zijn recente onderzoek naar het Van Doesburghuis stelt, is de atelierwoning door Van Doesburg ingezet als middel van zelfrepresentatie: van bohemien in het begin van de jaren twintig tot ingenieur en zelfs laborant aan het einde van zijn leven toen hij de atelierwoning ontwierp?
Het atelier van bovenaf gezien met ingebouwde betonnen tafel (jaren dertig).
De bibliotheek, foto’s Johannes Schwartz (2020).