nieuws
Wies in het Van Doesburghuis (najaar 2023)
In memoriam Wies van Moorsel (1935 – 2024)
Eind juli overleed Wies van Moorsel op 88-jarige leeftijd. Wies – kunsthistorica, schrijver, feministe – was ons zeer dierbaar; haar naam is onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis en toekomst van het Van Doesburghuis.
Wies was enig erfgenaam van de nalatenschap van Nelly van Doesburg, een zus van haar vader. Toen Nelly in 1975 overleed, kwam ook de eind jaren 1920 door Theo van Doesburg ontworpen atelierwoning in bezit van Wies. Samen met haar man Jean Leering schonk ze in 1981 het huis, de collectie en het archief van Nelly en Theo van Doesburg aan de Nederlandse staat. In datzelfde jaar kreeg het Van Doesburghuis de monumentenstatus en wordt sindsdien door onze stichting beheerd.
Het andere deel van het legaat – de werken, het archief en de boeken van Theo van Doesburg – werd ondergebracht bij de Dienst Verspreide Rijkscollecties (tegenwoordig Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed). Wies bepaalde dat de kunstcollectie grotendeels aan een drietal musea in bruikleen werd gegeven: het Centraal Museum in Utrecht, De Lakenhal in Leiden en het Kröller-Müller Museum in Otterlo; de architectuurtekeningen kwamen terecht bij het Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouwkunst (tegenwoordig Nieuwe Instituut in Rotterdam). De bibliotheek en het archief van Van Doesburg, met daarin onder meer de documentatie van het tijdschrift De Stijl , zijn ondergebracht in het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis.
Voor de genereuze schenking ontving Wies van de staat de Museummedaille, de erkenning voor verdiensten voor openbare verzamelingen. De overdracht van de kunstwerken werd gevierd met een grote tentoonstelling in 1983 in het Haags Gemeentemuseum (tegenwoordig Kunstmuseum) en de publicatie Theo van Doesburg 1883–1931: Een documentaire op basis van materiaal uit de Schenking Van Moorsel , waarvoor Wies en Jean de inleiding schreven.
Waar Van Doesburg een querulant en provocateur was, was Wies vooral een verbinder. Bij de schenking bestemden Wies en Jean het woonhuis tot artist residency voor kunstenaars die werkzaam zijn op de gebieden waarin Nelly en Theo actief waren – eigenlijk alle kunstvormen: muziek en andere podiumkunsten, architectuur, film, literatuur, poëzie, kunst en vormgeving. Wies had dezelfde brede belangstelling en had in de jaren die volgden vaak contact met de residenten. Als adviseur stond Wies het bestuur van onze stichting jarenlang bij. Ze was aanwezig bij alle vergaderingen en tot aan de laatste vergadering afgelopen voorjaar verraste ze alle aanwezigen met haar intellectuele scherpte en alertheid.
Opgeleid als kunsthistorica bezat Wies kwaliteiten die zeer waardevol zijn gebleken voor de kunst en de kunstwereld. Ze had enorm veel liefde voor het vak kunstgeschiedenis en was onder anderen docent aan het Kunsthistorisch Instituut in Amsterdam, waar ze veel studenten heeft geïnspireerd. In 1992 promoveerde ze op het proefschrift Contact en controle. Over het vrouwbeeld van de Stichting Goed Wonen , waarin ze concludeert dat Goed Wonen weliswaar een moderne kijk had op de wooninrichting, maar de rol van de vrouw nog steeds die van huisvrouw was.
Het onderzoek naar Goed Wonen kwam niet uit de lucht vallen. Wies was actief in de vrouwenbeweging en maakte deel uit van het netwerk ‘Vrouwen, bouwen en wonen’, opgericht in 1983, waarvan het archief zich in de collectie van het Nieuwe Instituut bevindt. Bij de oprichting van de voorloper ervan, het Nederlands Architectuurinstituut, schreef Wies samen met Marga Kuperus een open brief: ‘Sinds kort heeft het Architectuurinstituut, zij het in een tijdelijke ruimte, vaste vorm gekregen. Wij zijn daarover zeer verheugd. Minder enthousiast zijn wij echter over het geheel ontbreken van vrouwen in architektuur en stedebouw in uw tot op heden gepubliceerde programmering.’ Typisch Wies, helder, kritisch en geen speld tussen te krijgen. Maar ook typisch Wies is dat ze dat gebrek aan aandacht voor vrouwelijke architecten en stedenbouwers dan maar zelf aanpakte. Zo schreef ze een publicatie over Cora Nicolaï-Chaillet, interieurarchitecte en woonpedagoge, en met Dorothee Segaar-Höweler schreef ze het boek Enrico Hartsuyker en Luzia Hartsuyker-Curjel. Modellen voor nieuwe woonvormen (2008).
In 2000 publiceerde Wies een liefdevolle beschrijving van het leven van haar mondaine tante: Nelly van Doesburg (1899–1975). De doorsnee is mij niet genoeg . Ze bezocht in binnen- en buitenland bijeenkomsten die raakten aan Van Doesburg of De Stijl. Onderzoekers, tentoonstellingsmakers, documentairemakers, allemaal kwamen ze uit bij Wies. Haar inzet was tomeloos, altijd was zij bereid om het verhaal van het huis en haar kennis over de avant-garde te delen. Maar, en dat is uitzonderlijk, niet door telkens weer hetzelfde verhaal af te steken, maar elke keer weer vanuit een invalshoek die relevant was voor degene met wie ze het deelde.
Haar neiging tot delen en geven had verstrekkende gevolgen. Recent verwierf het Nieuwe Instituut een interieurmaquette van Van Doesburg en De Lakenhal heeft tentoonstellingen kunnen maken die zonder de inzet van Wies ondenkbaar waren. Ook de publicatie Peggy, Nelly: Peggy Guggenheim en Nelly van Doesburg, voorvechtsters van De Stijl (2017) van Doris Wintgens, is schatplichtig aan Wies.
Wies heeft het Van Doesburghuis als vrijplaats van de kunsten levend gehouden, en zij zal zelf voortleven. Uiteraard in onze dierbare herinneringen aan haar, maar bovenal ook in haar maatschappelijke betrokkenheid en activisme voor de kunsten, in haar werk, de publicaties en het levende immateriële erfgoed bij uitstek: het delen van kennis die nu door anderen weer wordt doorgegeven, verwerkt in nieuwe composities of werken. Daarmee heeft Wies met haar genereuze inspanningen en wilskracht ervoor gezorgd dat nieuwe generaties zich nu in haar voetsporen kunnen inzetten voor de erfenis van Nelly en Theo van Doesburg.
Wies bij het in ontvangst nemen van de biografie over Theo van Doesburg ‘Ik sta helemaal alleen’ van Hans Renders en Sjoerd van Faassen (najaar 2022)