Esther Duysker
residency periode maart – juni 2022
Interiew door Friso Wijnen
Tijdens de coronapandemie vertraagde het leven en kreeg scenarioschrijfster Esther Duysker plotseling meer tijd om op haar werk te reflecteren. Een residency in het Van Doesburghuis bracht de schrijfster nog een stap verder. ‘Wat ik nu ervaar, dat kan ik me thuis niet permitteren, zo in stilte werken en vooral ongestoord doorwerken. In het Van Doesburghuis bereik ik een concentratie die ik niet eerder kende. Geweldig is dat.’
Heb je altijd al willen schrijven?
‘Op de middelbare school ontdekte ik hoe fijn ik het vond om verhalen te vertellen. Een vriend van mijn ouders, Hans van Bergen, was stadsdichter van Roermond. Hij moedigde me aan. Toch dacht ik aanvankelijk nog aan de toneelschool. Acteurs, die dragen een verhaal, zo romantiseerde ik en dat wilde ik ook. Tijdens de auditie merkte ik dat een plaats vol in de schijnwerpers niet iets voor mij was. Gelukkig ontdekte ik ook dat achter het acteren een wereld van andere professionals schuil gaat, schrijvers, regisseurs en cameramensen, zonder wie een productie nooit van de grond komt. Een vriendin wees me op de studie ‘Writing for Performance’ op de Hogeschool voor Kunsten in Utrecht en dat werd het.’
Wat bracht deze opleiding je?
‘Ik leerde theaterstukken en filmscripts analyseren en oefende in schrijven. We kregen geregeld les van mensen uit de praktijk en dat gaf een goed inkijkje in de wereld van film en theater. De stukken en films die we bespraken, kenden vooral witte personages en veel vaker mannen dan vrouwen. Eerst was ik daar nog niet zo bedacht op, maar toen ik kennis maakte met het werk van enkele schrijfsters van kleur uit de Verenigde Staten, voelde ik een sterke verwantschap en wist ik dat mijn identiteit en werk in elkaars verlengde lagen. In mijn afstudeerwerk voerde ik louter personages van kleur op en presenteerde ik homoseksualiteit als iets doodgewoons. In veel theaterstukken en films is het gay of lesbisch zijn een probleem en het uit de kast komen een worsteling. Ik wilde hier zelf niet al te ingewikkeld over doen.’
En hoe verliep het na de Hogeschool?
‘Ik schreef voor theater, bewerkte en vertaalde stukken en schreef mijn eigen scripts. In 2020 maakte ik mijn debuut als scenariste van de film Buladó die een Gouden Kalf won. Ook keerde ik terug naar de Hogeschool, maar ditmaal als gastdocent. Kom geven wat je zelf hebt gemist, was het verzoek. Dat prikkelde me. Ik reikte studenten verhalen uit andere culturen aan. Daar was belangstelling voor, al voelde ik me soms wel een beetje een missionaris.
Hoe kwam het Van Doesburghuis bij je in beeld?
‘In 2018 nodigde schrijfster Neske Beks me uit om vier dagen in het huis te komen logeren en werken. Neske was toen zelf residente en het was haar opgevallen dat het Van Doesburghuis nog weinig kunstenaars van kleur had ontvangen. Dat wilde ze doorbreken. Ik vond het huis de eerste twee dagen overweldigend en kwam maar moeilijk tot schrijven. Op de derde ochtend zag ik een naaktslak in de achtertuin van het huis. Ik volgde het diertje, een kwetsbaar wezen dat zomaar door een vogel kon worden gegrepen of onder de hak van een schoen kon worden vermorzeld. Fragiel en onverstoorbaar, dat intrigeerde me. Ik dacht hierover na, schreef en raakte op dreef. Tot dan toe werkte ik veelal in opdracht. Het is soms moeilijk je kwetsbaar door het leven en je loopbaan te bewegen. Die bewuste ochtend in het Van Doesburghuis realiseerde ik me dat ik ook mijn eigen verhaal mocht en kon vertellen, dat ik mijn eigen ritme en weg zou kunnen volgen. Toen ik enige tijd later hoorde dat er nieuwe plekken voor residenten in het Van Doesburghuis vrijkwamen, aarzelde ik geen moment en gaf me op.
Wat heeft het Van Doesburghuis je tot dusver gebracht?
Esther Duysker lacht. ‘Allereerst zelfvertrouwen. Eerder schroomde ik mezelf schrijfster te noemen. Het voelde, ik weet niet, misschien wel aanmatigend. Hier in het Van Doesburghuis keek ik op een ochtend in de spiegel en zei, ik ben schrijfster. Een residency op zo’n gerenommeerde locatie heeft me geholpen die schroom te overwinnen. Net als Neske nodig ik andere kunstenaars uit om deze plek met mij te ervaren. De reacties lopen uiteen. Zo voelde filmregisseur Eché Janga zich bij aankomst geïntimideerd door het huis. Hoe was het mogelijk, zei hij, een betonnen tafel die vastzit aan de vloer en raamkozijnen in stalen banen, als waren het tralies. Maar toen Eché zag hoe gelukkig ik hier was, ging hij anders kijken, ervoer hij zelf de rust en de ruimte van het huis. Ik ben ook gevoelig voor sfeer. In het begin van mijn residency voelde ik de aanwezigheid van Nelly van Doesburg. Inbeelding, ongetwijfeld, maar het liet me niet los. Op een ochtend wandelde ik naar de begraafplaats van Meudon, legde een bosje bloemen op het graf van Nelly en stond daar even stil. Sindsdien voel ik me welkom en heb ik uiterst geconcentreerd kunnen schrijven. De stilte, het werk en ik. In nog geen drie maanden voltooide ik hier een script voor een nieuwe film. Die rust en die concentratie hoop ik dadelijk naar Nederland mee te nemen.
De residency van Esther Duysker werd mogelijk gemaakt door het Filmfonds.