Waèl el Allouche
Residency periode november 2021 – february 2022
Interview door Friso Wijnen
Wanneer Waèl el Allouche over identiteit spreekt, schakelt hij ongemerkt over op de tweede persoon. ‘Zelfbescherming’, antwoordt de Nederlands-Tunesische beeldend kunstenaar en ontwerper als ik hem hiernaar vraag. ‘Ik wil niet kopje ondergaan in de overpeinzing waar ik vandaan kom, en tegelijk is die vraag precies mijn drive.’
Hoe zou je je praktijk beschrijven?
‘Ik wil onderzoeken. Mijn kunst- en ontwerppraktijk is een manier om te leren en de wereld om me heen beter te begrijpen. Ik hou ervan bekende fenomenen uit de natuur vanuit een andere invalshoek te benaderen en een verhaal toe te voegen aan hetgeen we al kennen. Zo maakte ik in 2014 voor het Huis van Hilde, het archeologiecentrum van Noord-Holland in Castricum, een sculptuur van een vergrootte zandkorrel die ik onder het Huis vond. Hoe verhouden we ons tot onze directe omgeving? Die vraag vind ik interessant. Licht en donker boeien me ook. Eerder bouwde ik een machine die de lichtintensiteit in een ruimte meet. Die variaties in licht vertaal ik vervolgens naar een 3D print, als een alternatieve blik op de wereld om ons heen.’
Wat betekent het vraagstuk van identiteit voor je?
‘Ik was een jaar of zes toen we vanuit Tunesië naar Nederland verhuisden. Ik schipperde tussen de cultuur die ik vanuit huis meekreeg en onze buurt in Eindhoven. Ik wilde vooral vrij zijn. Op de middelbare-school ging ik eigen programma’s op de computer maken. Ik had de indruk dat alles altijd en alleen maar vanuit het perspectief van het Westen werd bekeken: de ontdekkingsreizen, de uitvindingen, de helden. Ik vond het lastig mezelf daarin te herkennen. Tijdens een les kunstgeschiedenis behandelden we het oriëntalisme. Plots had ik het gevoel dat het ook over mij ging. Dat voelde goed en mijn fascinatie voor kunst was gewekt. Later op de Rietveld Academie in Amsterdam probeerde ik de omgeving om me heen te abstraheren, terug te brengen tot de kern. Een beetje zoals De Stijl, maar dan anders. Ik programmeer liever, ben minder van het schilderen.’
Verwantschap met De Stijl, voel je die ook met Theo van Doesburg?
‘Theo voelde zich nogal eens onbegrepen. Hij wilde alles zelf doen en als het even kon in ieder van die disciplines ook nog eens de beste zijn. Ik heb grote bewondering voor zijn veelzijdigheid en durf, maar geloof zelf meer in delen en van anderen leren. Het Van Doesburghuis is een geweldige plek, maar ook een beetje een experiment van een eenling. Sommige ruimtes in het huis zijn klein en donker en dan plots is daar dat enorme atelier, badend in het licht. Mijn ouders waren hier onlangs voor een weekend op bezoek. Ik had het gevoel dat ik hen onderin het huis wegstopte. Ik zie het huis eerder als kunstmachine dan als een woning. Zelf werkte ik het liefst in het kamertje tegenover de bibliotheek, daar waar Nelly van Doesburg muziekles gaf. Het atelier met de hoge ramen is overweldigend, een ruimte om mee te pochen, intimiderend bijna.’
Hoe blik je op deze residency terug?
‘Ik was graag nog een paar maanden langer gebleven. Ook al was het in de winter soms stil, nog eens extra door de pandemie, ik raakte langzaam maar zeker verknocht aan het huis. Bos en zwembad op loopafstand, een uitstekende bakker om de hoek en een potje voetballen met bewoners uit de buurt. En bovenal de rust om te werken. In het Van Doesburghuis hervond ik het maken. Ik bouw nu verder aan een alternatieve maquette van het huis en zet mijn onderzoek naar licht voort. Nieuw is een programma met algoritmes voor een routeplanner waarbij je expliciet wordt uitgenodigd om te gaan zwerven en er als vanzelf verrassingen op je pad komen. Dat was deze residentie ook, een welkome verrassing. Ik had het van tevoren niet zo uitgestippeld, maar toen de kans zich voordeed, greep ik deze met beide handen aan, en daar ben ik blij mee.’
De residency van Waèl el Allouche werd mogelijk gemaakt door het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie